Wanneer draag je een voetopheffer?
Het niet kunnen controleren van de liftende functie van de voet kan leiden tot problemen bij het wandelen, maar het gaat ook gepaard met een groot valrisico. De tip van de voet die blijft hangen is namelijk vaak de oorzaak van een val. Dit probleem kan voorkomen bij (gedeeltelijke) verlamming van de zenuw of de voetspier, spierzwakte, of letsel aan het zenuwstelsel. Zulke klachten zorgen ervoor dat er geen volledige controle meer is over de beweging die de voet kan maken.
Als je je voet steeds hoger moet optillen om volledig los te komen van de grond, ontstaat er een zeer slecht en uiterst vermoeiend looppatroon. Het is daarnaast ook niet aangewezen om dit vanuit de heup te compenseren. Deze manier van wandelen is namelijk zeer belastend voor het bekken en de onderrug. Het is dan ook niet uitgesloten zo andere blessures of complicaties op te lopen.
Een met zorg gekozen voetopheffer die eveneens beantwoordt aan de diagnose en het voorschrift van de dokter of specialist kan dit verhelpen. Met een voetopheffer wordt je voet standaard in een hoek van 90 graden gehouden, zonder daarbij de bewegingsvrijheid in het gedrang te brengen. De hoek van 90 graden en het veersysteem in de voetopheffer zorgen er dan voor dat bij een wandelbeweging, of bij opheffen van de voet, de volledige voet beter verplaatst kan worden zonder dat de tip van de voet blijft hangen. Op deze manier kan zelfstandigheid teruggewonnen worden en worden verplaatsingen minder vermoeiend.